|
|
|
|
|
Operamagazine, 21 oktober 2013 |
Jordi Kooiman |
|
Barenboim registreert Verdi’s requiem
|
|
Veel dramatischer kun je het niet
krijgen. Daniel Barenboim lepelt het pathos van Verdi’s requiem tot op de
bodem uit in deze nieuwe opname van Decca. Een operaorkest pur sang en vier
van de grootste helden en heldinnen uit operaland voeren zijn visie met veel
expressie uit. |
Giuseppe
Verdi schreef zijn Messa da Requiem ter nagedachtenis aan de grote
Italiaanse dichter en schrijver Alessandro Manzoni, die op 22 mei 1873
overleed. Met de zevendelige mis wilde Verdi een onvergankelijk muzikaal
monument voor Manzoni creëren. En een monument werd het. Eentje met zulke
imposante proporties dat het werk nog altijd zeer veel uitgevoerd en
opgenomen wordt.
Daniel Barenboim heeft er een opname aan toegevoegd,
samen met het koor en orkest van het Teatro alla Scala, de plaatst waar het
requiem in 1874 zijn tweede uitvoering beleefde. Het concert werd in
augustus vorig jaar live opgenomen en kwam eind september uit, als onderdeel
van de Aangenaam Klassiek-campagne.
Barenboim heeft zich kennelijk
laten inspireren door de operatempel waar hij het requiem uitvoerde, want
zijn aanpak ademt één en al drama. Hij laat het koor regelmatig alle
registers opentrekken, brengt veel contrasten in dynamiek en tempo aan en
plaatst veel theatrale vertragingen en pauzes.
De maestro neemt
sowieso de tijd voor zijn creatie. Hij is een paar minuten langzamer dan
Antonio Pappano en Herbert von Karajan, al is hij altijd nog wel sneller dan
Leonard Bernstein – om een paar fraaie opnamen te noemen.
In sommige
delen haalt zijn langzame tempo mijns inziens wel de cadans uit de muziek,
zoals in het Lacrimosa. In het Agnus Dei pakt het daarentegen wonderschoon
uit. Een magnifieke proeve van muzikaal balanceren.
In het slotdeel,
Libera me, versnelt Barenboim gelukkig, zodat het requiem een wervelende
climax beleeft. De sopraan is smekend-dramatisch, het koor articuleert met
vuur, het orkest balt langzaam zijn vuisten, heft ze omhoog en laat hemel en
aarde schudden, om direct daarna in volstrekste rust en vrede neer te
zijgen. Libera me, libera me.
De vier solopartijen worden vertolkt
door artiesten die elk in hun stemvak tot de allergrootsten behoren. Al is
de opstelling van vier sterren nog geen garantie voor succes, zo zullen
diverse miljardairs uit de voetballerij bevestigen.
Sopraan Anja
Harteros geeft een stijlvol optreden. In de eerste helft is ze subtiel, soms
zelfs ingetogen. Tegen het einde laat ze zich gaan. Haar klank is aldoor
weldadig.
Elīna Garanča mengt prachtig met Harteros en is solo het
meest verrukkelijk om naar te luisteren. Vooral haar onberispelijke, hechte
legato is onovertroffen. Dat gaat wel wat ten koste van de verstaanbaarheid,
maar ze weet de teksten niettemin volop overtuigend over te brengen.
Jonas Kaufmann is niet mijn favoriete cast voor deze tenorpartij, moet ik
constateren. Dat hij ‘world class’ is, is aan alles te horen, maar zijn
robuuste zang – met hier en daar zelfs een ‘Puccini-snik’ – vind ik lang
niet altijd passen bij het sacrale karakter van een requiem; de
interpretatie van Barenboim ten spijt. Uitzondering is zijn beheerste, kalme
zang in het ‘Quid sum miser’. Subliem!
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|