Place de l'Opera, 24 maart 2017
door Mordechai Aranowicz
 
 
Giordano: Andrea Chenier, Bayerische Staatsoper, 12. März 2017
 
Eerste Chénier in München groot succes
Uitvoeringen in de jaren dertig en veertig werden telkens verschoven en uiteindelijk afgelast vanwege de oorlog, maar nu staat Andrea Chénier eindelijk op het repertoire van de Bayerische Staatsoper. De huispremière is prominent bezet, met Jonas Kaufmann en Anja Harteros als droomkoppel in de hoofdrollen.

Umberto Giordano omschreef zijn opera Andrea Chénier, die in 1896 bij de Scala in wereldpremière ging, als een ‘dramma in ambiente storico’ (drama tegen een historische achtergrond). Die achtergrond is de Franse Revolutie (1789-1794). Zowel de titelheld als talrijke andere personages hebben daadwerkelijk bestaan. Regisseur Philipp Stölzl en zijn team besloten dat gegeven, terecht, te respecteren en volgen in hun voor het overgrote deel geslaagde enscenering nauwkeurig de aanwijzingen van Giordano en zijn librettist Luigi Illica.

Het decor, ontworpen door de regisseur en Heike Vollmer, getuigt van Stölzls achtergrond in film. Hij schotelt het publiek grote tableaus voor, die grotendeels bestaan uit hoge huizen, passend bij het tijdsbeeld, soms wel drie verdiepingen hoog. In de huizen spelen zich talrijke parallelle handelingen af. Door bliksemsnelle – maar jammer genoeg niet altijd geruisloze – ombouwingen worden vloeiende scènewissels mogelijk gemaakt. Het decor biedt verbluffende inkijkjes in het leven van de protagonisten en de maatschappelijke relaties in die tijd.

In de eerste akte zien we hoe de adel feestviert in het paleis van de gravin van Coigny, terwijl de bedienden samengeperst in de kelder hun werk uitvoeren. In de tweede akte zijn de rollen omgekeerd: terwijl op het hoogtepunt van het jakobijnse terreurbewind een woeste menigte door de straten gaat en mensen ombrengt, moet de adel zich in de kelder verstoppen.

In deze setting werkt de regisseur op realistische wijze de grote emoties uit Giordano’s opera uit. Soms schiet hij enigszins aan zijn doel voorbij door de overdaad aan details. Zo leiden sommige parallelhandelingen af van wezenlijker gebeurtenissen.

Dat de dichter Andrea Chénier en zijn geliefde Maddalena zich tijdens hun eerste grote liefdesduet in de tweede akte in het riool van Parijs treffen, zorgt op zich voor een zeer indringend moment, maar door de bouw van het decor is het voor een deel van het publiek slecht zichtbaar, waardoor de scène aan impact inboet.

Het is eveneens enigszins storend dat het liefdespaar het einde van het slotduet van de opera, ‘Vicino a te’, moet zingen terwijl ze omringd worden door een mensenmenigte die hen aangaapt, waarna de titelheld tijdens de slotmaten onthoofd wordt. Hier had de regie meer op de muziek kunnen vertrouwen, zeker omdat de voorstelling daar alle reden toe biedt. Jonas Kaufmann (Chénier) en Anja Harteros (Maddalena) geven het duet zó veel emotionele lading mee dat je de adem benomen wordt. De kroon op een buitengewone muzikale avond.

Salsi verrast

Na een vijf maanden lange pauze vanwege ziekte keerde publiekslieveling Jonas Kaufmann terug in zijn ‘stamhuis’ en presenteerde zich in vocale topvorm. Hij liet zijn tenor vrijelijk stromen en straalde in de hoogte. De moeilijke aria in de gerechtsscène ‘Si fui soldato’ zong hij met veel bravoure.

Ook Anja Harteros was in grote vorm. Ze ontwikkelde op ontroerende wijze het karakter van Maddalena van rebellerend, adellijk meisje tot politieke vervolgde. Haar warme, donkere sopraan overtuigde daarbij met prachtige fraseringen en in haar centrale aria ‘La mamma morta’ leek de tijd stil te staan. Helaas werd het effect van dat muzikale hoogtepunt belemmerd doordat de regisseur het nodige achtte Maddalena’s moeder als in een flashback weer op het toneel te brengen.

De grootste muzikale verrassing van de avond was voor mij zonder twijfel Luca Salsi als Carlo Gérard. Zijn Italiaans geschoolde, krachtige, maar nooit harde bariton en zijn roerende spel gaven de voormalige bediende en latere revolutionair grote geloofwaardigheid. De ambivalentie en verscheurdheid van dit karakter kwam zeer scherp naar voren. Laaiend enthousiast applaus kreeg Salsi voor zijn aria ‘Nemico della patria’.

In de kleinere rollen sprongen vooral de warme mezzo van J’Nai Bridges als Bersi en de geweldige Elena Zilio als Madelon in het oog, terwijl in Doris Soffels vertolking van de gravin van Coigny helaas vocale tekortkomingen te horen waren. Kevin Konners als Incroyable en de Nederlandse bariton Tim Kuypers als Mathieu (geschminkt als joker) droegen veel aan het succes van de uitvoering bij.

Het indrukwekkende koor (instudering: Stellario Fagone) zong zijn partij meesterlijk en was in de historische kostuums van Anke Wicklers geheel in zijn element. Wicklers verdiende voor haar gedetailleerde ontwerpen veel lof, in het bijzonder voor de overgang van de rococostijl van de adel in de eerste akte naar de aankleding van de sansculotten vanaf de tweede akte.

Op de bok voor het orkest van de Staatsoper zorgde de jonge Omer Meir Wellber voor een zeer dramatische interpretatie van Giordano’s muziek, waarbij niettemin sommige passages te luid waren, zodat het orkest het koor en de solisten bijna overstemde. Hier zou ‘minder is meer’ geholpen hebben.

Het publiek, dat tijdens de hele voorstelling al bijzonder gul was geweest met applaus, beloonde zangers, dirigent en orkest met een enthousiaste ovatie.






 
 
  www.jkaufmann.info back top