nrc, 31 mei 2017
Mischa Spel
 
Superster in de klassieke muziek
Jonas Kaufmann (München, 1969) is dé stertenor van het moment. De ‘God van de Hoge C’ en ‘wereldkampioen van het pianissimo’ zong al 15 jaar niet meer in Nederland. Zondag is hij er, als het vocale hoogtepunt van het Holland Festival.

Hij is de enige tenor, aldus een Duits journalist, die zich met goed fatsoen in een leren jasje kan vertonen. Hij heeft meer vrouwelijke fans dan welke klassieke zanger dan ook. Eén fan houdt zelfs een onofficiële website bij, waarop alle denkbare informatie is terug te vinden. Ook wanneer Kaufmann precies voor het laatst in Nederland zong. „Ik weet nog wel dat het absurd lang geleden is, en ik herinner me ook dat het een liedrecital was in de Kleine Zaal van het Concertgebouw”, zegt Kaufmann bij een dubbele espresso en Beiers bubbelwater. „Maar ik ben zeker óók nog twee keer in de Grote Zaal geweest…” Op zijn smartphone scrollt hij bedachtzaam door de lijst oude optredens. „Ah ja, Berlioz: La Damnation de Faust met Tony Pappano en het Requiem!”

Wie er toen (2002/3) bij was, herinnert zich die optredens nog goed. Deze krant schreef over Kaufmanns „indrukwekkende vocale slankheid en lenigheid” en de „zalvende schoonheid van zijn middenregister”. Maar dat was vijftien jaar geleden. Sindsdien ontwikkelde Kaufmann zich tot een van de zeldzame supersterren binnen de klassieke muziek, met dank aan de baritonale kracht van zijn tenor en de engagementen aan de beste operahuizen ter wereld die eruit voortvloeiden. En dan waren er nog commerciële bonuspunten: zijn enthousiasme voor een breed repertoire (operette, Italiaanse liedjes) en, vooruit, zijn uiterlijk.

Onthoofd

München is Kaufmanns geboortestad. Als je een taxi bestelt naar de opera, zegt de chauffeur uit zichzelf: „Ah, kom je voor Jonas? Die is gisteren nog onthoofd!”

Daarom moet Kaufmann zelf dan weer lachen, met een bulderlach die alle keurig gekapte hoofden in de mondaine Brenner Operngrill nieuwsgierig doet omdraaien. „Ik zing hier de opera ´Andrea Chenier´, die eindigt onder de guillotine. Hier in München is dat een extra attractie, omdat een nep-onthoofding op de Oktoberfeste tot de vaste, geliefde tradities behoort. En dus was heel München met affiches beplakt: Kaufmann onthoofd! Haha! Een lokaal grapje.”

Ook in Amsterdam zingt Kaufmann zondag opera; Verdi en Wagner voorzover nu bekend is. Wagner is voor Kaufmann vertrouwd terrein, vertelt hij. Zijn grootvader speelde op familieavondjes op de piano fragmenten uit diens opera’s en zong er dan ook alle zangpartijen bij. „Mijn opa was een echte Wagneriaan, maar zulke avondjes waren ook een uitvloeisel van een huismuziekcultuur die niet meer is. Wat moest je ook met je vrije tijd vroeger? Mensen lazen boeken, maakten muziek, gingen uit of speelden kaart. Wat dat betreft zijn onze levens in het digitale era er enorm op vooruitgegaan – alleen al het feit dat je operapremières voor bijna niks in de bioscoop kunt bijwonen, of thuis via internet. Maar in actief-culturele zin zijn we ook verkommerd. Wie speelt er nog Wagner-opera’s op de piano? Wie heeft er nog een huisbibliotheek? Toen ik vijftien jaar geleden voor het eerst voor een lange repetitieperiode naar New York vertrok, ging er een loodzware extra koffer vol boeken met me mee in plaats van een volgeladen tablet.”

Eva-Maria Westbroek

Het programma van zondag belooft een parade aan operahoogtepunten – een mix van solo-aria’s door Kaufmann en sopraan Eva-Maria Westbroek naast duetten door beiden: Gia nella notte densa uit Otello, de derde scène uit de eerste akte van Die Walküre.

Met Westbroek heeft Kaufmann een lange geschiedenis. Ze zongen eerder samen in onder meer Londen en New York, maar leerden elkaar kennen aan de opera van Stuttgart, waar Kaufmanns toenmalige echtgenote Margarete Joswig ensemblelid (1994-2003) was en Westbroek de laatste twee jaar ook. „Eva en ik hebben elkaar sindsdien niet steeds trouw gevolgd, maar de laatste jaren hebben we veel samen gezongen”, zegt Kaufmann. „Behalve een geweldige zangers is ze de ultieme anti-diva. Ik probeer zelf ook behoorlijk normaal te doen, maar Eva verontschuldigt zich als het ware bij de rest van de cast als ze de hoofdrol zingt, haha.”

U zong veel Wagner, in Amsterdam ook. Welke rol is u het liefst?

„Lastig te zeggen, want ik moet er nog veel ontdekken. Ik ben recent begonnen met Lohengrin. Dat vond ik een geweldige rol, met lekker veel romantische melodieën. Tannhäuser en Tristan staan gepland voor over een jaar of vier. Parsifal heb ik hier in München gezongen en ik vind het een prachtige opera, maar de rol zelf is niet heel intens – de kunst is meer vijf uur lang fris te blijven. Puur vocaal ligt Die Walküre me het best. Siegmund is een wilde partij – de baritonale laagte die me eigen is, heb je daarin echt nodig, terwijl je ook zacht en teder moet zijn.”

Uw intense pianissimo is beroemd. Terwijl Eva-Maria Westbroek juist baat had bij de lessen van James McCray, die vocale kracht bevordert. Hoe zing je goed krachtig én zacht?

„Zangonderwijs is iets particuliers. Hoe dingen in je strot en je hoofd werken, moet je doorkrijgen doordat een docent de juiste metaforen kiest. Het is een talig én een persoonlijk proces. Soms snap je het dan opeens. Maar er is wel een brede tendens de stem ‘klein’ te houden. Dat noemen ze ook wel ‘undersinging’ en daar doe je je stem geen goed mee.

Uit Rusland komen juist veel grote stemmen, maar daar wordt in de training op kracht soms weer het naturel van de klank gebroken. De kunst is, denk ik, te zoeken naar je eigen, natuurlijke geluid en daarin de kracht te vinden. Voor mij waren de lessen van Michael Rhodes een revelatie. Hij had zelf les gehad van Giuseppe de Luca, en stond daarmee in één directe lijn met de Italiaanse belcantotraditie.”

Hoe houd u uw stem goed? U had al last.

„Ja, afgelopen winter heb ik vijf maanden rust moeten nemen, maar nu is mijn stem is helemaal hersteld, gelukkig. Je moet hoe dan ook zorgen voor afwisselend repertoire. Als ik alleen maar Wagner of Verdi zing, word ik lui en schaad ik mijn flexibiliteit, want een voortdurend appèl op kracht maakt dat je de nuance uit het oog verliest. Ik ben dus streng voor mezelf. En dirigenten geven me goede adviezen over wat wel en wat niet.”

Een roldebuut aan Covent Garden als Otello eind deze maand lijkt nu het heetste vocale hangijzer. Hoe bereidt u zich voor?

„Muzikaal is dat geen probleem. Wanneer ik de partituur doorblader, borrelen de noten en daarmee de voorbereiding in mijn hoofd vanzelf verder.”

Oh! Heeft u een fotografisch geheugen?

„Ja, zoiets. Wat de rol wél zwaar maakt, is de aard van de opera zelf. De meeste Verdi-opera’s dwingen je om zelf richting en focus te geven aan de lijnen.” Kaufmann zingt een hoempa hoempa orkestbegeleiding. „Bij Otello ligt dat, net als bij de opera’s van Puccini, anders. Het orkest neemt het voortouw, dus je moet je best doen niet omver geblazen te worden of uit angst daarvoor te gaan overdrijven.

„Maar deze Otello wordt gedirigeerd door Antonio Pappano en dat maakt veel uit. Je hebt dirigenten die energie zuigen en je hebt er die energie geven. Tony Pappano is van het laatste soort, net als James Levine, Andris Nelsons en Kirill Petrenko. Zij zijn mijn favorieten, met als gemene deler dat ze zich zelf nooit toestaan in een soort spaarstand te werken.”

Ik zag dat u soms ook zelf dirigeert.

„Ja, die behoefte wordt steeds sterker. Gewoon omdat ik ideeën heb over hoe het zou moeten. Maar dan wil ik het ook echt kunnen. Een dirigent als Nikolaus Harnoncourt was onovertroffen in zijn ideeënrijkdom, maar technisch dirigeren heeft hij nooit geleerd. En dat is eigenlijk jammer. Ik zou dolgraag een paar lessen nemen van iemand als Pappano. Dat gaat er ook wel van komen, vermoed ik. De komende tien jaar of zo.”

U acteert voor een operazanger op allesbehalve de spaarstand – is het iets wat u graag doet?

„Ja, als kind al wilde ik op de voorgrond staan. Ik zong mee in alle schoolvoorstellingen en trok thuis de aandacht door de clown te spelen. In die zin is acteren voor mij geen ‘kunst’. Ik probeer zo authentiek mogelijk te reageren op de situaties waarin mijn personage zich bevindt. Want dan reageert je lichaam ook zoals het in het echt zou doen, en past je stem zich in de aard van de verklankte emotie quasi vanzelf aan.”

Een soort method singing?

Ja, maar dan ad hoc. Het is niet zo dat ik weken tevoren op een rol anticipeer en in die hoedanigheid dan ook hier door München loop. Het belangrijkste is de oprechtheid van het moment.”

U zingt veel lied, wat vrij opmerkelijk is voor een operazanger van uw kaliber. Is het strategie? Liefde?

„In opera heb je theatrale extra’s; licht, kostuums, decors, spel. Maar ergens leidt dat ook af. De meest pure muzikale verfijning en de grootste vrijheid vind je in het lied. Daarin kun je onversneden met vocale expressie bezig zijn, zonder zorgen over acteren of het publiek op het derde balkon dat je ook moet kunnen horen.

„Cruciaal was mijn leraar Helmut Deutsch. Mijn studietijd viel samen met de bloeiperiode van zangers als Hermann Prey en Dietrich Fischer-Dieskau. De meeste mensen geloofden dat je lied zó, met een ‘kunststem’, moest zingen. Deutsch maakte me duidelijk dat dat onzin is. Waarmee ik niet wil zeggen dat het een goed idee is Schubert lekker fris van de lever met je operastem door te brullen, maar de natuurlijke intensiteit van operastemgebruik kan in lied wel degelijk helpen. Omgekeerd geldt hetzelfde: veel operazangers kunnen niet mooi zacht zingen, terwijl je in een opera als Parsifal die ‘liedstem’ echt nodig hebt.”

Uw net verschenen, nieuwste cd is gewijd aan Mahlers ‘Das Lied von der Erde’ – op het kruispunt van lied en opera zou je kunnen zeggen.

„Das Lied von der Erde boeit me al sinds mijn studietijd. Toen ik die liederen voor het eerst hoorde, heb ik meteen de partituur uit de bibliotheek van het conservatorium gehaald en voorgelegd aan de co-repetitor. Die lachte me vierkant uit en inderdaad was ik na één pagina hees; die muziek is niets voor een beginner. Maar het verlangen bleef. Vooral tijdens Der Abschied was ik altijd jaloers op de alt of bariton die dat mocht zingen. De onthechte atmosfeer die Mahler daar treft is zo intens, met dat minutenlange orkestrale tussenspel en het steeds herhaalde ewig. Dat emotioneert, ja, ook mij als ik het zing. Daar ontkom je niet aan.”

U zingt hier ook de liederen die normaal door bariton of alt worden gezongen. Hoe moeten we dat duiden? Wordt u, net als Placido Domingo, bariton?

„Op dit moment zeg ik eenduidig nee. Maar over twintig jaar? Dan zou het best kunnen. Ik begon als hoge tenor, nu zing ik Das Lied von der Erde. Pelleas et Mélisande zou ik ook aankunnen, als baritonale tenor. Dus je weet niet waar het heen gaat. Zeg nooit nooit.”







 
 
  www.jkaufmann.info back top